Koppels in Bulgarije
1. Welke wet is van toepassing?
1.1. Welk recht is van toepassing op het vermogen van de echtgenoten? Welke criteria/regels worden gebruikt om het toepasselijke recht te bepalen? Welke internationale verdragen moeten worden gerespecteerd met betrekking tot bepaalde landen?
De vermogensrechtelijke betrekkingen van de echtgenoten worden beheerst door het recht dat van toepassing is op hun persoonlijke rechtsbetrekkingen. De persoonlijke rechtsbetrekkingen van de echtgenoten worden beheerst door hun gemeenschappelijk nationaal recht. Indien zij niet dezelfde nationaliteit hebben, worden deze rechtsbetrekkingen beheerst door het recht van het land waar zij hun gewone gezamenlijke verblijfplaats hebben of, bij gebreke daarvan, het recht van het land waarmee beide echtgenoten, alle omstandigheden in aanmerking genomen, het nauwst zijn verbonden (art. 79 van het Wetboek betreffende internationaal privaatrecht (WIP)).1.2. Hebben de echtgenoten de mogelijkheid het toepasselijke recht te kiezen? Zo ja, door welke beginselen wordt deze keuze dan bepaald (bijvoorbeeld voor welk recht kan gekozen worden, vormvereisten, retroactiviteit)?
Echtgenoten kunnen zelf kiezen welk recht hun vermogensrechtelijke betrekkingen beheerst, mits dit is toegestaan overeenkomstig de in 1.1 genoemde wet. (art. 79 WIP). Het Bulgaarse recht staat een dergelijke rechtskeuze toe. De overeenkomst waarin het toepasselijke recht wordt gekozen, moet schriftelijk worden opgesteld en gedateerd en ondertekend door de (toekomstige) echtgenoten. De geldigheid ervan wordt geregeld door het gekozen recht (art. 80 WIP).2. Is er een wettelijk huwelijksvermogenstelsel en zo ja, wat houdt dit in?
2.1. Beschrijf de algemene beginselen: Welke goederen maken deel uit van de gemeenschap van goederen? Welke goederen zijn onderdeel van het privé vermogen van de echtgenoten?
Wettelijk stelsel van gemeenschap van goederen:Bij afwezigheid van een overeenkomst tussen de echtgenoten waarin zij voor een ander stelsel kiezen, is het wettelijk stelsel van gemeenschap van goederen van toepassing (art. 18, lid 2 van het Wetboek betreffende familierecht (WF)). In art. 21 e.v. van het Wetboek betreffende familierecht wordt het wettelijk stelsel van gemeenschap van goederen geregeld. Goederen die tijdens het huwelijk worden verworven als gevolg van gezamenlijke bijdragen van de echtgenoten zijn de gezamenlijke eigendom van beide echtgenoten (ze maken onderdeel uit van het gemeenschappelijk vermogen), ongeacht namens wie deze goederen zijn verworven. Het gemeenschappelijk vermogen omvat geen goederen die zijn verkregen voor het huwelijk of goederen die zijn verkregen door een erfenis of een schenking tijdens het huwelijk.
Roerende goederen die door een van de echtgenoten tijdens het huwelijk zijn verworven en die dienen voor zijn/haar persoonlijk gebruik of beroep, worden gezien als zijn/haar eigen vermogen. Roerende goederen die tijdens het huwelijk worden verkregen door een echtgenoot die een eenmanszaak heeft, maken ook onderdeel uit van zijn/haar eigen vermogen. Goederen die tijdens het huwelijk volledig met behulp van persoonlijk vermogen worden verkregen, behoren ook tot het eigen vermogen (art. 22 en 23 WF).
2.2. Zijn er wettelijke veronderstellingen met betrekking tot de toekenning van goederen?
Nee.2.3. Moeten de echtgenoten een inventaris van de bezittingen opstellen? Zo ja, wanneer en hoe?
De echtgenoten hoeven geen boedelbeschrijving van de goederen op te stellen.2.4. Wie is verantwoordelijk voor het beheer van het vermogen? Wie mag goederen vervreemden? Mag één echtgenoot alleen de goederen vervreemden/beheren of is de toestemming van de andere echtgenoot nodig (bijvoorbeeld in geval van vervreemding van echtelijke woning)? Welk effect heeft de ontbrekende toestemming op de geldigheid van een overdracht en op de tegenwerpbaarheid daarvan aan een derde?
Beide echtgenoten zijn gerechtigd het gemeenschappelijk vermogen te beheren. Handelingen met betrekking tot het beheer van het gemeenschappelijk vermogen kunnen door elk van beide echtgenoten worden verricht (art. 24, lid 1 WF).Gedurende het huwelijk kan geen van beide echtgenoten afstand doen van het aandeel in het gemeenschappelijk vermogen dat hij/zij zou ontvangen na beëindiging van de gemeenschap van goederen. Afstand van goederen die behoren tot het gemeenschappelijk vermogen worden gezamenlijk gedaan door beide echtgenoten (art. 24, lid 3 WF).
Indien een van de echtgenoten alleen afstand doet van een gezamenlijk onroerend goed, kan dit worden betwist. De andere echtgenoot kan een vordering instellen binnen zes maanden vanaf de datum waarop de afstand aan hem/haar bekend is geworden, maar niet later dan drie jaar na de uitvoering ervan (art. 24, lid 4 WF).
In geval van afstand van gezamenlijke roerende goederen door één echtgenoot zonder toestemming van de andere echtgenoot, is de overeenkomst bindend voor de andere echtgenoot indien de derde niet wist of redelijkerwijs niet had kunnen weten dat er geen toestemming was van de andere echtgenoot. In geval van afstand zonder aanleiding van een gezamenlijk roerend goed of in geval van afstand waarvoor een schriftelijk document met legalisatie van handtekeningen bij een notaris vereist is, is de regel voor het doen van afstand van een onroerend goed zonder toestemming van de andere echtgenoot van toepassing (zie hiervoor) (art. 24, lid 5 WF).
Zelfs wanneer een echtgenoot de enige eigenaar van de echtelijke woning is, kan hij/zij daar geen afstand van doen zonder toestemming van de andere echtgenoot indien de echtgenoten geen andere woning hebben. Indien er geen toestemming is, wordt er afstand gedaan met toestemming van de rechter, indien deze van mening is dat dit niet schadelijk is voor minderjarige kinderen en het gezin (art. 26 WF).
Elk van beide echtgenoten mag een overeenkomst aangaan voor de vervreemding van zijn eigen vermogen aan derden of aan de andere echtgenoot (art. 25 WF).
2.5. Is een overdracht verricht door de ene echtgenoot ook bindend voor de andere?
Zoals reeds vermeld, is in geval van afstand van gezamenlijke roerende goederen door één echtgenoot zonder toestemming van de andere echtgenoot de overeenkomst bindend voor de andere echtgenoot indien de derde niet wist of redelijkerwijs niet had kunnen weten dat er geen toestemming was van de andere echtgenoot. Schulden die worden aangegaan om te voldoen aan de behoeften van het gezin zijn gezamenlijke schulden waarvoor beide echtgenoten aansprakelijk zijn (art. 32 WF).2.6. Wie is aansprakelijk voor de schulden tijdens het huwelijk? Op welke goederen kunnen schuldeisers zich verhalen?
Uitgaven die noodzakelijk zijn ten behoeve van het gezin worden gedragen door beide echtgenoten. Zij zijn gezamenlijk aansprakelijk voor schulden die zijn aangegaan om te voldoen aan de behoeften van het gezin (art. 32 WF). De echtgenoten zijn aansprakelijk voor hun persoonlijke schulden met hun eigen vermogen en met hun aandeel in het gemeenschappelijk vermogen.3. Hoe kunnen de echtgenoten hun goederenstelsel regelen?
3.1. Van welke bepalingen kunnen de echtgenoten afwijken door een contract te makenen en welke niet? Voor welk huwelijksvermogenstelsel kunnen zij kiezen?
De echtgenoten kunnen hun vermogensrechtelijke betrekkingen wijzigen door het sluiten van een huwelijkscontract / huwelijkse voorwaarden (art. 37 WF). Het huwelijkscontract / de huwelijkse voorwaarden bevatten uitsluitend bepalingen met betrekking tot de vermogensrechtelijke betrekkingen van de echtgenoten. Echtgenoten kunnen onder andere bepalen welk goederen onderdeel uitmaakt van het gemeenschappelijk vermogen en wie het recht heeft het gemeenschappelijk vermogen te beheren of er afstand van te doen. De echtgenoten kunnen ook een scheiding van goederen overeenkomen. Bij het stelsel van scheiding van goederen maken de goederen die door elk van beide echtgenoten tijdens het huwelijk worden verworven onderdeel uit van zijn/haar eigen vermogen (art. 33 WF). Er bestaat geen gemeenschappelijk vermogen, maar uitsluitend de eigen vermogens van de echtgenoten.Op zaken die niet in het huwelijkscontract / de huwelijkse voorwaarden zijn geregeld, is het wettelijk stelsel van gemeenschap van goederen van toepassing (art. 38 WF).
3.2. Wat zijn de formele vereisten en met wie moet ik contact opnemen?
Het huwelijkscontract / de huwelijkse voorwaarden moeten schriftelijk worden opgesteld en persoonlijk worden overeengekomen door de partijen met legalisatie van de handtekeningen en authenticatie van de inhoud (art. 39, lid 1 WF).Wanneer er vermogensrechten betreffende onroerende goederen worden gevestigd of overgedragen door middel van het huwelijkscontract / de huwelijkse voorwaarden, is de notaris bevoegd in wiens regio het onroerend goed zich bevindt (art. 39, lid 2 WF).
3.3. Wanneer kan het contract worden gesloten en wanneer treedt het in werking?
Het huwelijkscontract / de huwelijkse voorwaarden kunnen ook tijdens het huwelijk worden ondertekend door de partijen (art. 37, lid 3 WF). Indien het contract / de voorwaarden worden gesloten voorafgaand aan het huwelijk, treden zij in werking vanaf de datum waarop het huwelijk wordt voltrokken. Indien het contract / de voorwaarden worden overeengekomen tijdens het huwelijk, treden zij in werking op de datum van overeenkomst of op een andere in het contract / de voorwaarden vermelde datum (art. 40, lid 1 WF).3.4. Kan een bestaand contract gewijzigd worden door de echtgenoten? Zo ja, onder welke voorwaarden?
Het huwelijkscontract / de huwelijkse voorwaarden kunnen ook worden gewijzigd. De vorm waarop de wijziging wordt overeengekomen is dezelfde als de vorm waarin het huwelijkscontract / de huwelijkse voorwaarden zijn overeengekomen (art. 41, lid 1 WF).4. Kan of moet het huwelijksvermogensstelsel worden geregistreerd?
Het vermogensstelsel moet worden geregistreerd.
4.1. Bestaan er één of meer huwelijksvermogensregisters in uw land? Waar?
Er bestaat een centraal elektronisch register bij het registratieagentschap (art. 19 WF).4.2. Welke documenten worden geregistreerd? Welke informatie wordt geregistreerd?
Het huwelijkscontract / de huwelijkse voorwaarden en het toepasselijke huwelijksvermogensstelsel moeten worden geregistreerd.4.3. Hoe en door wie kan de informatie in het register worden geraadpleegd?
Het register is openbaar. Voor referenties en getuigschriften afkomstig uit het register zijn kosten verschuldigd overeenkomstig een tarief dat wordt vastgesteld door de ministerraad (art. 19, lid 4 WF).4.4. Wat zijn de juridische gevolgen van registratie (geldigheid, tegenstelbaarheid)?
In relatie tot derden is het wettelijk stelsel van gemeenschap van goederen van toepassing indien er geen ander stelsel is geregistreerd (art. 20 WF).5. Wat zijn de gevolgen van echtscheiding/scheiding?
Beëindiging van het huwelijk leidt tot een ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel (art. 27 WF) en de verdeling van de gemeenschap van goederen.
De rechtbank kan echter bepalen dat een groter aandeel van het gemeenschappelijk vermogen naar de echtgenoot gaat aan wie de voogdij over minderjarige kinderen is toegewezen indien dit speciale moeilijkheden voor hem/haar met zich meebrengt. Naast zijn/haar aandeel ontvangt deze echtgenoot de roerende goederen die bestemd zijn voor het opvoeden en onderwijzen van de kinderen (art. 29, leden 1 en 2 WF). In geval van een echtscheiding kan de rechtbank een groter aandeel vaststellen wanneer de bijdrage van een van de echtgenoten aan het gemeenschappelijk vermogen aanzienlijk groter is dan de bijdrage van de andere echtgenoot aan dit vermogen (art. 29, lid 3 WF).
Bij een echtscheiding heeft elk van beide echtgenoten recht op een deel van de waarde van de goederen voor de uitoefening van een beroep en van de uitstaande vorderingen van de andere echtgenoot die zijn verworven tijdens het huwelijk, indien deze een aanzienlijke waarde vertegenwoordigen en indien hij/zij heeft bijgedragen aan de verwerving ervan door middel van zijn/haar arbeid, fondsen, zorg voor de kinderen of werkzaamheden in het huishouden. De vordering kan ook voorafgaand aan de echtscheiding worden ingesteld, indien het gedrag van de echtgenoot die het vermogen heeft verkregen de belangen van de andere echtgenoot of de kinderen dreigt te schaden (art. 30 WF).
In artikel 31 van het WF staat vermeld dat vorderingen uit hoofde van artikel 29, lid 3 en artikel 30 kunnen worden ingesteld binnen één jaar na beëindiging van het huwelijk; de vordering uit hoofde van art. 29, leden 1 en 2 kan worden ingesteld tot één jaar na de uitvoering van de rechterlijke uitspraak over de voogdij van de kinderen.
Stelsel van scheiding van goederen:
De goederen die door de echtgenoten tijdens het huwelijk zijn verworven, behoren tot hun eigen vermogen (art. 33, lid 1 WF).
Na beëindiging van het huwelijk kan elk van beide echtgenoten een gedeelte van de waarde vorderen van het vermogen dat tijdens het huwelijk door de andere echtgenoot is verkregen. Dit is mogelijk tot de waarde waarin de eerstgenoemde echtgenoot heeft bijgedragen met zijn/haar arbeid, fondsen, zorg voor de kinderen, werkzaamheden in het huishouden e.d. (art. 33, lid 2 WF).
Contractuele regelingen:
De echtgenoten kunnen de verdeling van hun vermogen in het geval van scheiding overeenkomen in een huwelijkscontract / huwelijkse voorwaarden (art. 38 WF).
5.1. Hoe wordt het vermogen (goederen rechten) verdeeld?
De aandelen van beide echtgenoten in de gemeenschap van goederen zijn gelijk (art. 28 WF).De rechtbank kan echter bepalen dat een groter aandeel van het gemeenschappelijk vermogen naar de echtgenoot gaat aan wie de voogdij over minderjarige kinderen is toegewezen indien dit speciale moeilijkheden voor hem/haar met zich meebrengt. Naast zijn/haar aandeel ontvangt deze echtgenoot de roerende goederen die bestemd zijn voor het opvoeden en onderwijzen van de kinderen (art. 29, leden 1 en 2 WF). In geval van een echtscheiding kan de rechtbank een groter aandeel vaststellen wanneer de bijdrage van een van de echtgenoten aan het gemeenschappelijk vermogen aanzienlijk groter is dan de bijdrage van de andere echtgenoot aan dit vermogen (art. 29, lid 3 WF).
Bij een echtscheiding heeft elk van beide echtgenoten recht op een deel van de waarde van de goederen voor de uitoefening van een beroep en van de uitstaande vorderingen van de andere echtgenoot die zijn verworven tijdens het huwelijk, indien deze een aanzienlijke waarde vertegenwoordigen en indien hij/zij heeft bijgedragen aan de verwerving ervan door middel van zijn/haar arbeid, fondsen, zorg voor de kinderen of werkzaamheden in het huishouden. De vordering kan ook voorafgaand aan de echtscheiding worden ingesteld, indien het gedrag van de echtgenoot die het vermogen heeft verkregen de belangen van de andere echtgenoot of de kinderen dreigt te schaden (art. 30 WF).
In artikel 31 van het WF staat vermeld dat vorderingen uit hoofde van artikel 29, lid 3 en artikel 30 kunnen worden ingesteld binnen één jaar na beëindiging van het huwelijk; de vordering uit hoofde van art. 29, leden 1 en 2 kan worden ingesteld tot één jaar na de uitvoering van de rechterlijke uitspraak over de voogdij van de kinderen.
Stelsel van scheiding van goederen:
De goederen die door de echtgenoten tijdens het huwelijk zijn verworven, behoren tot hun eigen vermogen (art. 33, lid 1 WF).
Na beëindiging van het huwelijk kan elk van beide echtgenoten een gedeelte van de waarde vorderen van het vermogen dat tijdens het huwelijk door de andere echtgenoot is verkregen. Dit is mogelijk tot de waarde waarin de eerstgenoemde echtgenoot heeft bijgedragen met zijn/haar arbeid, fondsen, zorg voor de kinderen, werkzaamheden in het huishouden e.d. (art. 33, lid 2 WF).
Contractuele regelingen:
De echtgenoten kunnen de verdeling van hun vermogen in het geval van scheiding overeenkomen in een huwelijkscontract / huwelijkse voorwaarden (art. 38 WF).
5.2. Wie is aansprakelijk voor de bestaande schulden na echtscheiding/scheiding?
In artikel 38 van het WF staat vermeld dat echtgenoten in het huwelijkscontract / de huwelijkse voorwaarden hun aansprakelijkheid kunnen regelen voor de uitgaven en verplichtingen die worden aangegaan tijdens het huwelijk. Indien de echtgenoten geen huwelijkscontract / huwelijkse voorwaarden hebben aangegaan voor het regelen van hun aansprakelijkheid, is de bepaling in artikel 36, lid 2 van toepassing: de echtgenoten dragen gezamenlijk de aansprakelijkheid voor verplichtingen die zijn aangegaan voor actuele behoeften van het gezin. Na beëindiging van het huwelijk als gevolg van echtscheiding blijven de echtgenoten als normale gezamenlijke schuldenaars gezamenlijk verantwoordelijk voor bestaande verplichtingen die tijdens het huwelijk zijn aangegaan aangezien zij niet langer als echtgenoten gezamenlijk verantwoordelijk zijn.5.3. Kan een echtgenoot aanspraak maken op een vergoeding jegens de ander?
In het Wetboek betreffende familierecht worden de gevallen geregeld waarin een echtgenoot recht heeft op een groter aandeel in het gemeenschappelijk vermogen (zie 5.1.).6. Wat zijn de gevolgen van overlijden?
In geval van overlijden van één echtgenoot wordt het huwelijksvermogensstelsel beëindigd en, indien er sprake was van een gemeenschappelijk vermogen, wordt dit vermogen verdeeld overeenkomstig de beginselen die zijn beschreven in 5.1. De langstlevende echtgenoot ontvangt zijn/haar aandeel, en het andere deel van het gemeenschappelijk vermogen valt in de nalatenschap van de overledene. Die wordt verdeeld overeenkomstig de bepalingen in het toepasselijk erfrecht. Overeenkomstig dit recht erft de langstlevende echtgenoot een aandeel dat gelijk is aan het aandeel van elk kind. Indien de kinderen van de overledene reeds zijn overleden of niet voor de nalatenschap in aanmerking komen, treden hun afstammelingen in hun plaats (art. 10 Wet betreffende erfopvolging).
Indien een echtgenoot samen met opwaartse erfgenamen of broers en zusters van de overledene of hun afstammelingen erft, ontvangt hij/zij de helft van de nalatenschap indien deze openvalt voorafgaand aan de voltooiing van 10 jaar huwelijk; na 10 jaar huwelijk ontvangt hij/zij twee derde van de nalatenschap. Indien de echtgenoot samen met opwaartse erfgenamen en broers en zusters van de overledene of hun afstammelingen erft, ontvangt hij/zij in het eerste geval een derde van de nalatenschap (voorafgaand aan de voltooiing van 10 jaar huwelijk) en in het tweede geval de helft. Indien er geen andere erfgenamen zijn, erft de echtgenoot de gehele nalatenschap (art. 9 Wet betreffende erfopvolging).
Indien een echtgenoot samen met opwaartse erfgenamen of broers en zusters van de overledene of hun afstammelingen erft, ontvangt hij/zij de helft van de nalatenschap indien deze openvalt voorafgaand aan de voltooiing van 10 jaar huwelijk; na 10 jaar huwelijk ontvangt hij/zij twee derde van de nalatenschap. Indien de echtgenoot samen met opwaartse erfgenamen en broers en zusters van de overledene of hun afstammelingen erft, ontvangt hij/zij in het eerste geval een derde van de nalatenschap (voorafgaand aan de voltooiing van 10 jaar huwelijk) en in het tweede geval de helft. Indien er geen andere erfgenamen zijn, erft de echtgenoot de gehele nalatenschap (art. 9 Wet betreffende erfopvolging).
7. Beschikt uw nationaal recht over een speciaal huwelijksvermogenstelsel voor echtparen met meerdere nationaliteiten?
Nee, er is niet voorzien in een speciaal huwelijksvermogensstelsel voor multinationale echtparen.
8. Wat bepaalt de wet voor de goederen van geregistreerde en niet-geregistreerde partners?
Alleen het burgerlijk huwelijk, gesloten overeenkomstig de in het Wetboek betreffende familierecht voorgeschreven vorm, heeft de vermogensrechtelijke gevolgen waarin de wet voorziet met betrekking tot het huwelijk.
9. Wat is de bevoegde instantie in geval van geschillen en andere juridische kwesties?
Huwelijkszaken vallen onder de jurisdictie van de Bulgaarse rechtbank indien een van beide echtgenoten Bulgaars staatsburger is of gewoonlijk in Bulgarije verblijft. Uit hoofde van datzelfde artikel 7 van de WIP heeft de Bulgaarse rechtbank jurisdictie in zaken betreffende persoonlijke of vermogensrechtelijke rechtsbetrekkingen tussen echtgenoten.
De bevoegde regionale rechtbank is de rechtbank in de regio waar de gedaagde zijn/haar gewone verblijfplaats heeft (art. 105 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering)
De bevoegde regionale rechtbank is de rechtbank in de regio waar de gedaagde zijn/haar gewone verblijfplaats heeft (art. 105 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering)