Koppels in Hongarije
Last updated on: 11.05.2022
De versie in de Engelse en nationale taal van deze pagina wordt onderhouden door het nationale contactpunt. Het vertalen en bijwerken in de overige talen wordt geleidelijk uitgevoerd. Daarom is het mogelijk dat eventuele recente updates niet beschikbaar zijn in uw taal. Raadpleeg voor de meest recente informatie het Engels of de nationale taal van het land waarover u informatie zoekt.
1.1. Welk recht is van toepassing op het vermogen van de echtgenoten? Welke criteria/regels worden gebruikt om het toepasselijke recht te bepalen? Welke internationale verdragen moeten worden gerespecteerd met betrekking tot bepaalde landen?
Het gemeenschappelijke nationaal recht van de echtgenoten op het moment van het sluiten van het huwelijk beheerst de vermogensrechtelijke betrekkingen (waaronder onderhoudsverplichtingen en huwelijkscontract / huwelijkse voorwaarden). Iemands nationaal recht is het recht van het land waar hij/zij staatsburger van is. Indien een persoon meerdere nationaliteiten heeft en een daarvan de Hongaarse nationaliteit is, dan is zijn/haar nationaal recht het Hongaars recht. Indien een persoon meerdere nationaliteiten heeft maar niet de Hongaarse of wanneer hij/zij staatloos is, wordt zijn/haar nationaal recht het recht van het land waar hij/zij een verblijfplaats heeft (een verblijfplaats is de plek waar iemand permanent woont of voornemens is zich te vestigen art. 12, lid 1 ministerieel besluit nr. 13 van 1979 betreffende internationaal privaatrecht (hierna: MBIP)). Indien een persoon tevens een verblijfplaats heeft in Hongarije, is zijn/haar nationaal recht het Hongaars recht. Indien een persoon uitsluitend verblijfplaatsen heeft in meerdere landen, is zijn/haar nationaal recht het recht van het land waarmee hij/zij het nauwst is verbonden. Indien het nationaal recht van een persoon niet kan worden bepaald op basis van bovenstaande en hij/zij geen verblijfplaats heeft, wordt zijn/haar recht bepaald door zijn/haar gewone verblijfplaats (de gewone verblijfplaats is de plek waar een persoon gedurende lange tijd woont zonder voornemen om zich daar te vestigen art. 12, lid 2 MBIP). Indien een persoon meerdere gewone verblijfplaatsen heeft en een daarvan Hongarije is, is zijn/haar persoonlijke recht het Hongaarse recht.Indien de echtgenoten een verschillend nationaal recht hebben op het moment van sluiten van het huwelijk, wordt hun laatste gezamenlijke nationaal recht toegepast. Indien een dergelijk recht niet bestaat of niet kan worden vastgesteld, moet het recht van het land waar zij hun laatste gemeenschappelijke verblijfplaats hadden worden toegepast. Indien de echtgenoten geen gezamenlijke verblijfplaats hadden, moet het nationaal recht van de rechtbank of instantie waar het huwelijk plaatsvindt worden toegepast. Een wijziging in het nationaal recht van een van beide echtgenoten heeft geen gevolgen voor de vermogensrechtelijke betrekkingen (waaronder onderhoudsverplichtingen en huwelijkscontracten / huwelijkse voorwaarden) die reeds tussen hen gelden.
(art. 11; art. 39, leden 1-4 MBIP)
Hongarije heeft verdragen betreffende juridische bijstand die tevens relevant zijn voor het vaststellen van het toepasselijk recht met de volgende landen: Albanië, Bosnië-Herzegovina, Bulgarije, Cuba, Kosovo, Kroatië, Macedonië, Montenegro, Polen, Roemenië, Rusland, Servië, Slovenië, Slowakije, Tsjechië, Vietnam en Wit-Rusland.
1.2. Hebben de echtgenoten de mogelijkheid het toepasselijke recht te kiezen? Zo ja, door welke beginselen wordt deze keuze dan bepaald (bijvoorbeeld voor welk recht kan gekozen worden, vormvereisten, retroactiviteit)?
Het Hongaars recht staat echtgenoten niet toe het toepasselijke recht te kiezen.2.1. Beschrijf de algemene beginselen: Welke goederen maken deel uit van de gemeenschap van goederen? Welke goederen zijn onderdeel van het privé vermogen van de echtgenoten?
Tenzij anders overeengekomen in het huwelijkscontract/huwelijkse voorwaarden, huwen echtgenoten met gemeenschap van goederen voor de duur van het huwelijk (wettelijk stelsel van huwelijksvermogensrecht). Op het moment van het sluiten van het huwelijk, zal het wettelijk stelsel ook met terugwerkende kracht van toepassing zijn op de periode dat de echtgenoten voorafgaand aan het huwelijk een partnerschap vormden.(Artikel 4:34 lid 2 en 4:35 lid 1 van Wet V van 2013 over het Burgerlijk Wetboek [hierna genoemd: het Burgerlijk Wetboek]).
Alle goederen die gezamenlijk of afzonderlijk worden verkregen door de echtgenoten tijdens het bestaan van de gemeenschap van goederen maken deel uit van het onverdeeld gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten, met uitzondering van de goederen die behoren tot het eigen vermogen van een echtgenoot (zie hierna). Inkomsten uit eigen vermogen maken ook deel uit van het gemeenschappelijk vermogen indien deze inkomsten werden verworven tijdens het gezamenlijke gehuwde leven. Eventuele administratieve of onderhoudskosten en lasten voor dit vermogen worden in mindering gebracht op de inkomsten.
(Artikel 4:37 lid 1 en 3-4 Burgerlijk Wetboek)
Het eigen vermogen van elk van beide echtgenoten omvat:
- goederen die een echtgenoot reeds bezat voorafgaand aan het ontstaan van de gemeenschap van goederen;
- goederen die geërfd zijn of ontvangen zijn als schenking en goederen ontvangen om niet gedurende het bestaan van de gemeenschap van goederen;
- intellectuele eigendomsrechten van de echtgenoot, uitgezonderd royalty’s verschuldigd tijdens de duur van de gemeenschap van goederen);
- elke vergoeding ontvangen ter compensatie van een persoonlijk letsel;
- goederen van geringe waarde bestemd voor persoonlijk gebruik;
- goederen die in de plaats treden van het eigen vermogen alsook elke andere waarde ontvangen voor dit vermogen.
Indien goederen dienen ter vervanging van goederen van normale hoeveelheid die het eigen vermogen vormden van een van beide echtgenoten en die werden gebruikt tijdens het dagelijks leven van de echtgenoten, worden deze goederen onderdeel van de gemeenschap van goederen na 5 jaar huwelijk.
(Artikel 4:38 leden 1-3 Burgerlijk Wetboek)
2.2. Zijn er wettelijke veronderstellingen met betrekking tot de toekenning van goederen?
De goederen in het bezit van de echtgenoten gedurende het bestaan van de gemeenschap van goederen, worden geacht deel uit te maken van het gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten, tenzij anders geregeld in het Burgerlijk Wetboek of tenzij aangetoond is dat ze behoren tot het eigen vermogen van één van beide echtgenoten.Daarnaast, indien tijdens het bestaan van de gemeenschap van goederen aan een verplichting – met betrekking tot het gemeenschappelijk vermogen of het eigen vermogen van elke echtgenoot – is voldaan, wordt deze geacht als te zijn voldaan vanuit het gemeenschappelijk vermogen, tenzij anders wordt aangetoond. Indien de waarde van het gemeenschappelijk vermogen of het eigen vermogen is toegenomen tijdens het bestaan van de huwelijksgemeenschap, wordt aangenomen dat de bron van de toegevoegde waarde (bijv. door investeringen, renovatie of onderhoud) afkomstig is uit het gemeenschappelijk vermogen, tenzij anders wordt aangetoond.
(Artikel 4:40 leden 1-2 van het Burgerlijk Wetboek)
2.3. Moeten de echtgenoten een inventaris van de bezittingen opstellen? Zo ja, wanneer en hoe?
Echtgenoten hoeven onder het Hongaarse recht geen boedelbeschrijving op te stellen.2.4. Wie is verantwoordelijk voor het beheer van het vermogen? Wie mag goederen vervreemden? Mag één echtgenoot alleen de goederen vervreemden/beheren of is de toestemming van de andere echtgenoot nodig (bijvoorbeeld in geval van vervreemding van echtelijke woning)? Welk effect heeft de ontbrekende toestemming op de geldigheid van een overdracht en op de tegenwerpbaarheid daarvan aan een derde?
Elk van beide echtgenoten mag de goederen, die behoren tot het gemeenschappelijk vermogen, gebruiken, overeenkomstig hun bestemming. Geen van beide echtgenoten mag dit recht uitoefenen ten nadele van de rechten en rechtmatige belangen van de andere echtgenoot. Beide echtgenoten samen hebben het recht om de goederen van het gemeenschappelijk vermogen te beheren. Elk van beide echtgenoten kan toestemming vragen aan de andere echtgenoot voor activiteiten die noodzakelijk zijn om het gemeenschappelijk vermogen te beschermen en te behouden. Dringende maatregelen ter bescherming van bepaalde goederen kunnen door iedere echtgenoot genomen worden zonder goedkeuring van de andere echtgenoot. De andere echtgenoot dient daar wel onmiddellijk van op de hoogte te worden gebracht.(Artikel 4:42 leden 1-2 van het Burgerlijk Wetboek)
Er gelden bijzondere regels voor het gebruik en beheer van goederen van het gemeenschappelijk vermogen die gebruikt worden voor de uitoefening van een beroep of voor private ondernemingsactiviteiten van één van de echtgenoten. Het Hongaars recht schrijft ook bijzondere regels voor met betrekking tot de uitoefening van lidmaatschaps- of aandeelhoudersrechten, indien de echtgenoot lid of aandeelhouder is van een eenmanszaak, een coöperatie of een vennootschap.
(Artikel 4:43 leden 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek)
Gedurende het bestaan van de gemeenschap van goederen, beschikken de echtgenoten hier gezamenlijk over, dan wel afzonderlijk mits goedkeuring van de andere echtgenoot. Wat betreft een overeenkomst gesloten door één van de echtgenoten tijdens het bestaan van de gemeenschap van goederen, zijn geen formele vereisten voorgeschreven voor de goedkeuring van de andere echtgenoot.
(Artikel 4:45 van het Burgerlijk Wetboek)
Van ieder contract met een financieel belang, gesloten door een echtgenoot tijdens het bestaan van de gemeenschap van goederen, wordt vermoed – tenzij anders voorgeschreven door het Burgerlijk Wetboek – dat de goedkeuring van de andere echtgenoot gegeven is, behalve indien de derde contractsluitende partij wist of behoorde te weten dat de andere echtgenoot niet voorafgaand zijn goedkeuring had gegeven aan het contract.
Indien de echtgenoot een overeenkomst sluit, gericht op voorziening in zijn/haar dagelijkse behoeften of op de uitoefening van zijn/haar beroep of ondernemingsactiviteit, dan kan de andere echtgenoot het ontbreken van zijn/haar goedkeuring enkel inroepen indien hij/zij expliciet aan de derde contractsluitende partij zijn/haar bezwaren heeft geuit voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst.
(Artikel 4:46 van het Burgerlijk Wetboek)
Geen van beide echtgenoten zal over de onroerende eigendom, dat dienst doet als de gezamenlijke gezinswoning van de echtgenoten, kunnen beschikken tijdens het bestaan van de gemeenschap van goederen, noch gedurende de periode tussen de ontbinding van het huwelijk en de verdeling van het gemeenschappelijk vermogen, zonder toestemming van de andere echtgenoot. In dit geval zal de goedkeuring van de andere echtgenoot dus niet vermoed worden.
(Artikel 4:48 van het Burgerlijk Wetboek)
2.5. Is een overdracht verricht door de ene echtgenoot ook bindend voor de andere?
Indien een echtgenoot een overeenkomst sluit met betrekking tot het gemeenschappelijk vermogen, dan dient hij/zij de schulden te dragen die voortvloeien uit of verbonden zijn met deze overeenkomst uit zijn/haar eigen vermogen en uit zijn/haar eigen aandeel in de gemeenschap van goederen.Indien een echtgenoot niet deelneemt aan het sluiten van de overeenkomst, dewelke met diens goedkeuring werd aangegaan door de andere echtgenoot, dan is de niet-contracterende echtgenoot enkel aansprakelijk ten aanzien van derden wat betreft zijn/haar aandeel in het gemeenschappelijk vermogen.
(Artikel 4:49 van het Burgerlijk Wetboek)
Indien een echtgenoot niet instemde met een overeenkomst betreffende het gemeenschappelijk vermogen, aangegaan door de andere echtgenoot, en indien dergelijke goedkeuring niet kan worden vermoed of het vermoeden kan worden weerlegd, dan kan de echtgenoot in kwestie niet aansprakelijk gehouden worden voor enige verplichting voortvloeiende uit of verbonden aan die overeenkomst. Een overeenkomst gesloten door één van de echtgenoten zonder goedkeuring van de andere echtgenoot, heeft geen gevolgen voor hem/haar indien de verkrijgende partij te kwader trouw handelde of een gunstig voordeel ontving voortkomende uit de overeenkomst. Indien de contracterende echtgenoot de overeenkomst sloot met een familielid, zal kwade trouw en de ontvangst van een gunstig voordeel vermoed worden.
(Artikel 4:50 van het Burgerlijk Wetboek)
2.6. Wie is aansprakelijk voor de schulden tijdens het huwelijk? Op welke goederen kunnen schuldeisers zich verhalen?
Het gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten omvat ook de lasten waarmee hun gemeenschappelijke goederen bezwaard zijn en zij dienen gezamenlijk de schulden te dragen die voortkomen uit of in verband staan met verplichtingen door één van de echtgenoten aangegaan tijdens het bestaan van de gemeenschap van goederen. Tot de gemeenschap van goederen behoren niet de goederen, lasten en schulden, die beschouwd worden als het eigen vermogen van iedere echtgenoot.(Artikel 4:37 lid 2 en 4 van het Burgerlijk Wetboek)
Met uitzondering van wettelijke onderhoudsverplichtingen zal elke schuld die voortkomt uit of in verband staat met een handeling die plaatsvond voor de aanvang van het gemeenschappelijk huwelijksleven, ten laste van het eigen vermogen zijn. Lasten op goederen van het eigen vermogen, behoren eveneens tot dat vermogen, en de rente op een schuld wordt beschouwd als een afzonderlijke schuld.
Tot het eigen vermogen behoort iedere schuld ontstaan gedurende het gemeenschappelijk huwelijksleven:
- die betrekking heeft op de verkrijging of het onderhoud van het eigen vermogen, met uitzondering van de kosten verbonden aan de opbrengsten van dat eigen vermogen en het onderhoud van de goederen die gezamenlijk door de echtgenoten gebruikt of benut worden;
- die betrekking heeft op de beschikking door een echtgenoot over zijn/haar eigen vermogen;
- die betrekking heeft op een beschikking door een echtgenoot zonder rekening te houden met de gemeenschap van goederen, en zonder goedkeuring van de andere echtgenoot; en
- voortvloeiend uit enig onwettelijk en opzettelijk gedrag, of zware nalatigheid van de echtgenoot, indien de schuld de ongerechtvaardigde verrijking van de andere echtgenoot overschrijdt.
In de overige gevallen is, zelfs indien een schuld louter tot het eigen vermogen van één echtgenoot behoort, de andere echtgenoot toch ook aansprakelijk daarvoor ten aanzien van derden.(Artikel 4:39 leden 1-4 van het Burgerlijk Wetboek)
De kosten voor onderhoud en beheer van de goederen die behoren tot het gemeenschappelijk vermogen, de onderhoudskosten van de dagelijkse huishouding alsook de uitgaven voor de verzorging en opvoeding van de gezamenlijke kinderen van de echtgenoten, zullen vooreerst voldaan worden uit het gemeenschappelijk vermogen. Indien dit vermogen onvoldoende is om deze kosten en uitgaven te dekken, dan zullen deze naar evenredigheid gedragen worden door het eigen vermogen van de echtgenoten. Indien slechts één echtgenoot beschikt over een eigen vermogen, dan dienen de gelden die nodig zijn om de openstaande rekeningen te voldoen, aangewend te worden door de echtgenoot in kwestie.
(Artikel 4:44 van het Burgerlijk Wetboek).
3.1. Van welke bepalingen kunnen de echtgenoten afwijken door een contract te makenen en welke niet? Voor welk huwelijksvermogenstelsel kunnen zij kiezen?
De echtgenoten kunnen een huwelijkscontract/huwelijkse voorwaarden betreffende de toekenning van eigendom gedurende het gemeenschappelijk huwelijksleven, voorafgaand aan of tijdens het huwelijk aangaan.(Artikel 4:34 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek)
De bedoeling van het huwelijkscontract/de huwelijkse voorwaarden is de mogelijkheid te bieden aan de (toekomstige) echtgenoten om – in plaats van het systeem van gemeenschap van goederen – hun vermogensstelsel te bepalen teneinde hun eigendomsrelaties te regelen gedurende het huwelijk vanaf het tijdstip aangegeven in de overeenkomst. In het huwelijkscontract/de huwelijkse voorwaarden kunnen partijen verschillende soorten stelsels bedingen voor verschillende soorten goederen, en zij mogen zelfs afwijken van de regels van de wettelijke en de facultatieve stelsels, op voorwaarde dat dergelijke afwijking niet door het Burgerlijk Wetboek is uitgesloten.
(Artikel 4:63 van het Burgerlijk Wetboek)
Het Burgerlijk Wetboek bevat een gedetailleerde regelgeving met betrekking tot twee facultatieve vermogensstelsels: de beperkte gemeenschap van goederen en de uitsluiting van iedere gemeenschap. Partijen zijn echter niet verplicht om voor één van deze regimes te kiezen.
(Artikelen 4:71-4:73 van het Burgerlijk Wetboek)
De (toekomstige) echtgenoten mogen voorafgaand regelingen treffen over het gebruik van de gezamenlijke woning in geval van ontbinding van het huwelijk of beëindiging van het gemeenschappelijk huwelijksleven. Deze overeenkomst wordt aangenomen als rechtsgeldig, indien het een authentieke akte betreft, dan wel een onderhandse akte medeondertekend door een advocaat.
De partijen hebben ook de mogelijkheid om afspraken te maken over het gebruik van de gezamenlijke woning tijdens het huwelijk in het huwelijkscontract/de huwelijkse voorwaarden zelf.
(Artikel 4:78 lid 1 en 3 van het Burgerlijk Wetboek)
Het is strijdig met de goede zeden en aldus nietig, indien een contract praktisch alle eigen en gemeenschappelijke goederen toekent aan één echtgenoot zonder gelijkwaardige vergoeding van de andere echtgenoot.
3.2. Wat zijn de formele vereisten en met wie moet ik contact opnemen?
Het huwelijkscontract/de huwelijkse voorwaarden is/zijn geldig indien ze zijn opgenomen in een authentieke akte, welke moet zijn opgesteld door een notaris, of in een onderhandse akte, waarvoor ze mede moet zijn ondertekend door een advocaat.(Artikel 4:65 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek)De goedkeuring van de voogd is voorgeschreven voor de geldigheid van het huwelijkscontract/de huwelijkse voorwaarden, indien een echtgenoot onder de 18 jaar is of indien zijn/haar handelingsbekwaamheid met betrekking tot eigendomszaken gedeeltelijk beperkt is.
(Artikel 4:64 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek)
3.3. Wanneer kan het contract worden gesloten en wanneer treedt het in werking?
De echtgenoten kunnen een huwelijkscontract/huwelijkse voorwaarden voorafgaand aan of tijdens het huwelijk aangaan. Indien het huwelijkscontract/de huwelijkse voorwaarden is/zijn aangegaan voorafgaand aan het huwelijk, dan treden ze in werking op het moment van het sluiten van het huwelijk. Indien het contract/de voorwaarden is/zijn aangegaan tijdens het huwelijk, dan treden ze in werking op het moment van ondertekenen.(Artikel 4:34 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek)
Het huwelijkscontract/de huwelijkse voorwaarden mag/mogen geen bepaling inhouden die enige verplichting aangegaan door een echtgenoot ten aanzien van een derde vóór het sluiten van het huwelijkscontract/de huwelijkse voorwaarden, met terugwerkende kracht wijzigt ten nadele van de derde in kwestie.
(Artikel 4:67 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek)
3.4. Kan een bestaand contract gewijzigd worden door de echtgenoten? Zo ja, onder welke voorwaarden?
Huwelijkscontracten/huwelijkse voorwaarden kunnen te allen tijde worden gewijzigd of ontbonden gedurende het gemeenschappelijk huwelijksleven. De wijziging of ontbinding van het contract is onderworpen aan dezelfde vormvereisten als van toepassing op het originele contract.(Artikel 4:66 van het Burgerlijk Wetboek)
3.5. Kan een huwelijkscontract terugwerkende kracht krijgen volgens de nationale wetgeving in uw land, wanneer echtgenoten dit contract tijdens het huwelijk sluiten?
Ja, maar het huwelijkscontract mag geen beding met terugwerkende kracht bevatten om ten nadele van een derde een verplichting van een echtgenoot ten opzichte van derden te wijzigen die vóór het sluiten van het huwelijkscontract is ontstaan(Artikel 4:67 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek)
4.1. Bestaan er één of meer huwelijksvermogensregisters in uw land? Waar?
Ja, sinds 15 maart 2014 bestaat er een nationaal Register van Huwelijks- en Partnerschapscontracten (hierna te noemen: het Register).4.2. Welke documenten worden geregistreerd? Welke informatie wordt geregistreerd?
Het Register bevat de volgende gegevens:- het feit dat er een contract/huwelijkse voorwaarden bestaat/bestaan;
- de voornaam, de achternaam (ook de meisjesnaam) en de datum en plaats van geboorte van de contractspartijen, als ook de voor- en achternamen van hun moeders;
- het identificatienummer en de datum van de authentieke akte/de datum van de onderhandse akte medeondertekend door een advocaat met het contract ingesloten;
- de naam en de plaats van vestiging van de notaris, het identificatienummer en de datum van registratie;
- in geval van ontbinding van het contract, de reden van ontbinding, de naam en de plaats van vestiging van de notaris die inschrijft, het identificatienummer en de datum van registratie.
Inschrijving in het Register (ook wat betreft documenten opgesteld door een advocaat), geschiedt steeds door de notaris. Enkel de gegevens van de notaris dienen dus in het Register opgenomen te worden.
(Artikel 36/K van de Wet XLV van 2008 betreffende Niet-betwiste Notariële Procedures)
4.3. Hoe en door wie kan de informatie in het register worden geraadpleegd?
Eenieder met een rechtmatig belang kan informatie verkrijgen over het bestaan van een contract en kan kennis nemen van daaraan verwante informatie voor eigen doeleinden. Het verzoek – dat onderhevig is aan een vergoeding – kan bij iedere Hongaarse notaris worden gedaan. De notaris kan informatie over het bestaan van een contract geven, indien de aanvrager hem/haar de gegevens (zie onder 4.2.) bezorgde inzake één van de contractspartijen en indien de persoon in kwestie diens rechtmatig belang aantoont.Op verzoek, verstrekt de notaris een certificaat betreffende het al dan niet bestaan van een contract in het Register. Informatie over de inhoud van het contract kan alleen verstrekt worden op grond van een schriftelijke goedkeuring van één van de contractspartijen. Dit soort verzoek kan gedaan worden bij de notaris, die het bestaan van het contract heeft geregistreerd dan wel de wijziging, doorhaling of ontbinding daarvan. De bevoegde notaris in erfrechtelijke procedures kan informatie bij het Register opvragen in elektronische vorm teneinde te onderzoeken of de overledene een contractspartij bij een huwelijkscontract was. In dat geval, verzoekt de notaris om de overlegging van het contract.
(Artikel 36/K leden 3-5 en 10 van de Wet XLV van 2008 betreffende Niet-betwiste Notariële Procedures)
4.4. Wat zijn de juridische gevolgen van registratie (geldigheid, tegenstelbaarheid)?
Het huwelijkscontract/de huwelijkse voorwaarden is/zijn tegenwerpbaar aan derden, indien het contract in het Register is ingeschreven, of indien de echtgenoten kunnen bewijzen dat de derden wisten of hadden moeten weten dat dergelijk contract bestond en de inhoud daarvan kenden.(Artikel 4:65 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek)
Tenzij het tegendeel is bewezen, getuigt het Register met authenticiteit dat het ingeschreven contract bestaat.
(Artikel 36/H lid 4 van de Wet XLV van 2008 betreffende Niet-betwiste Notariële Procedures)
4.5. Kan een in het buitenland gesloten huwelijkscontract naar buitenlands recht in uw land worden geregistreerd? Zo ja, onder welke voorwaarden of formaliteiten?
Een huwelijkscontract dat volgens buitenlands recht in een andere staat is gesloten, kan niet in het register van huwelijks- en partnerschapscontracten worden ingeschreven. Overeenkomstig Wet XLV van 2008 betreffende notariële niet-contentieuze procedures kunnen alleen huwelijkscontracten worden geregistreerd die overeenkomstig het Hongaarse burgerlijk wetboek zijn opgesteld.(Artikel 36/H, lid 1, van Wet XLV van 2008 betreffende de niet-contentieuze notariële procedures)
5.1. Hoe wordt het vermogen (goederen rechten) verdeeld?
Het aandeel van een echtgenoot in het gemeenschappelijk vermogen wordt vastgesteld op grond van de toestand en waarde daarvan op het ogenblik van ontbinding van de gemeenschap van goederen. Er wordt rekening gehouden met elke wijziging in waarde tussen het ogenblik van ontbinding van de gemeenschap van goederen en de verdeling daarvan, behalve wanneer deze is toe te schrijven aan enige handelwijze van eender welke echtgenoot. De verdeling van specifieke onderdelen uit de gemeenschap van goederen wordt beheerst door de bepalingen betreffende de ontbinding van gemeenschappelijke eigendom, met het voorbehoud dat verdeling in natura niet is toegestaan, indien één van de echtgenoten zich op redelijke gronden daartegen verzet. Deze bepalingen zijn ook van toepassing op de verdeling van rechten en vorderingen die deel uitmaken van het gemeenschappelijk vermogen.(Artikel 4:60 van het Burgerlijk Wetboek)
De rechtbank neemt voor de verdeling van de goederen, de door de echtgenoten gesloten overeenkomst in acht. De goederen die één van de echtgenoten nodig heeft voor de uitoefening van zijn/haar professionele of private ondernemingsactiviteiten zullen in principe toekomen aan die echtgenoot.
(Artikel 4:61 leden 1-2 van het Burgerlijk Wetboek)
Eigen vermogen aanwezig op het moment van ontbinding van de gemeenschap van goederen wordt toebedeeld in natura, behalve wanneer dit niet mogelijk is wegens het feit dat de goederen vermengd zijn of wanneer de verdeling waarschijnlijk een aanzienlijke waardevermindering van het gemeenschappelijk of eigen vermogen tot gevolg zal hebben.
(Artikel 4:62 van het Burgerlijk Wetboek)
De ontbinding van het huwelijk of de beëindiging van het gemeenschappelijk huwelijksleven heeft geen beëindiging van het recht op bewoning van de ene echtgenoot in de woning in eigendom toebehorend aan de andere echtgenoot tot gevolg (bijvoorbeeld een woning, die alleen aan de andere echtgenoot in eigendom toebehoort).
(Artikel 4:77 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek)
5.2. Wie is aansprakelijk voor de bestaande schulden na echtscheiding/scheiding?
Na de ontbinding van het gemeenschappelijk vermogen zijn de echtgenoten aansprakelijk voor de gemeenschappelijke schulden à rato van hun respectieve aandelen in het gemeenschappelijk vermogen, d.w.z. ieder voor vijftig procent.Als een specifiek goed bezwaard is met een schuld, dan draagt de echtgenoot die de eigendom van dat goed heeft verworven, deze schuld na de verdeling.
(Artikel 4:61 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek)
5.3. Kan een echtgenoot aanspraak maken op een vergoeding jegens de ander?
Tijdens de verdeling van het gemeenschappelijk vermogen, kunnen aanspraken op de vergoeding van kosten gemaakt worden van het gemeenschappelijk op het eigen vermogen, van het eigen op het gemeenschappelijk vermogen, en van het eigen vermogen van één van de echtgenoten op het eigen vermogen van de andere echtgenoot, inclusief een regeling van de schulden rustend op de eigendom van de andere echtgenoot. Schadeclaims worden uitbetaald overeenkomstig de bepalingen voor het berekenen van de waarde van de aandelen van de echtgenoten (zie punt 5.1.).Vergoedingen voor kosten betaald met het eigen vermogen om de gezamenlijke uitgaven te dekken, mogen in uitzonderlijke omstandigheden gevorderd worden.
Er is geen recht op vergoeding indien de echtgenoot in kwestie dit recht heeft opgegeven. Er zijn geen formele voorschriften voor deze verklaring van afstand, maar de bewijslast ligt bij de echtgenoot die zich op verklaring beroept.
Ingeval een uitgave een aanzienlijke waardestijging van een onroerend goed tot gevolg heeft, dan kan de echtgenoot die recht heeft op vergoeding ook aanspraak maken op een eigendomsaandeel corresponderend met de stijging in waarde van het eigendom in kwestie.
Er is geen recht op vergoeding, indien er geen gemeenschappelijk vermogen bestaat op het ogenblik dat de gemeenschap van goederen wordt ontbonden en indien de echtgenoot die aansprakelijk is voor de vergoeding ook geen eigen vermogen heeft.
(Artikel 4:59 van het Burgerlijk Wetboek)
In geval van overlijden van één echtgenoot wordt het huwelijksvermogensstelsel ontbonden en wordt het gemeenschappelijk vermogen verdeeld overeenkomstig de beginselen die zijn beschreven in 5.1 en overeenkomstig de bepalingen uit het huwelijkscontract/de huwelijkse voorwaarden. De langstlevende echtgenoot ontvangt zijn/haar aandeel terwijl het andere deel van het gemeenschappelijk vermogen in de nalatenschap valt van de overledene. Die wordt verdeeld overeenkomstig de bepalingen in het toepasselijk erfrecht.
Indien er afstammelingen zijn als de wettelijke erfgenamen van de overleden echtgenoot, dan zal de langstlevende echtgenoot recht hebben op een levenslang vruchtgebruik over de gezinswoning, dat als gemeenschappelijke verblijfplaats met de overledene diende, alsmede over de daarin aanwezige huisraad, en ontvangt hij/zij een gelijkwaardig aandeel als de kinderen uit de rest van de nalatenschap.
(artikel 7:58 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek)
Zijn er geen afstammelingen, of zijn de afstammelingen onterfd, dan erft de langstlevende de gezinswoning, dat als gemeenschappelijke verblijfplaats met de overledene diende, alsmede de daarin aanwezige huisraad. De helft van het resterende deel van de nalatenschap wordt door de langstlevende echtgenoot geërfd, terwijl de andere helft geërfd wordt door de ouders van de testateur. Indien een ouder is geweerd als erfgenaam, dan zullen de andere ouder en de langstlevende echtgenoot gelijkwaardige aandelen ontvangen.
(Artikel 7:60 van het Burgerlijk Wetboek)
Zijn er geen afstammelingen of ouders, of zijn zij geweerd als erfgenaam, dan erft de langstlevende echtgenoot de gehele nalatenschap.
(Artikel 7:61 van het Burgerlijk Wetboek)
Indien er afstammelingen zijn als de wettelijke erfgenamen van de overleden echtgenoot, dan zal de langstlevende echtgenoot recht hebben op een levenslang vruchtgebruik over de gezinswoning, dat als gemeenschappelijke verblijfplaats met de overledene diende, alsmede over de daarin aanwezige huisraad, en ontvangt hij/zij een gelijkwaardig aandeel als de kinderen uit de rest van de nalatenschap.
(artikel 7:58 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek)
Zijn er geen afstammelingen, of zijn de afstammelingen onterfd, dan erft de langstlevende de gezinswoning, dat als gemeenschappelijke verblijfplaats met de overledene diende, alsmede de daarin aanwezige huisraad. De helft van het resterende deel van de nalatenschap wordt door de langstlevende echtgenoot geërfd, terwijl de andere helft geërfd wordt door de ouders van de testateur. Indien een ouder is geweerd als erfgenaam, dan zullen de andere ouder en de langstlevende echtgenoot gelijkwaardige aandelen ontvangen.
(Artikel 7:60 van het Burgerlijk Wetboek)
Zijn er geen afstammelingen of ouders, of zijn zij geweerd als erfgenaam, dan erft de langstlevende echtgenoot de gehele nalatenschap.
(Artikel 7:61 van het Burgerlijk Wetboek)
Het Hongaarse recht voorziet niet in een speciaal huwelijksvermogensstelsel voor multinationale echtparen.
De bepalingen betreffende de vermogensrechtelijke betrekkingen van de echtgenoten kunnen analoog worden toegepast op geregistreerde partnerschappen (die alleen kunnen bestaan tussen personen van hetzelfde geslacht, personen van verschillend geslacht kunnen zich enkel beroepen op het huwelijk en niet op dergelijke geregistreerde partnerschap ter constitutionele bescherming van het huwelijkswezen) (art. 3, lid 1, onder a)-c) van Wet XXIX uit 2009 betreffende geregistreerd partnerschap en tot wijziging van andere statuten voor het vereenvoudigen van het bewijs van samenwonen).
Vanaf 1 januari 2010 hebben zowel koppels van hetzelfde als van verschillend geslacht gelijkwaardig het recht om hun partnerschap te laten registreren bij een notaris. Deze registratie moet worden onderscheiden van hetgeen is beschreven in de eerste alinea. Dit betreft namelijk geen geregistreerde partnerschap in de normale betekenis van het woord, maar louter een eenvoudig partnerschap dat ingeschreven wordt opdat de begin- en einddatum van het partnerschap bepaald kan worden. Er worden dus geen nieuwe rechten of verplichtingen mee gecreëerd, maar het vereenvoudigt het aantonen van het bestaan van het partnerschap hetgeen nuttig kan zijn in geval van geschillen tussen de partners met betrekking tot hun vermogen. (art. 36/E-36/G van Wet XLV uit 2008 betreffende bepaalde niet-litigieuze notariële procedures).
Sinds 15 maart 2014 kunnen partners hun vermogensrechtelijke relaties vastleggen in een contract voor de duur van hun partnerschap. Het contract wordt als geldig beschouwd, wanneer deze vastgelegd is in een notariële akte of een onderhandse akte medeondertekend door een advocaat. Het samenwoningscontract kan alle bepalingen bevatten met betrekking tot eigendomsrechten, die ook van toepassing kunnen zijn op gehuwde stellen op basis van een huwelijkscontract/huwelijkse voorwaarden of overeenkomstig het Burgerlijk Wetboek.
Een samenwoningscontract is tegenwerpbaar aan derden, indien het contract geregistreerd is in het nationale register van samenwoningscontracten, of indien de partners kunnen bewijzen dat derden op de hoogte waren of behoorden te zijn van het bestaan van een dergelijk contract en de inhoud daarvan. De bepalingen met betrekking tot het register van huwelijkscontracten is van overeenkomstige toepassing op het register van samenwoningscontracten.
(Artikel 6:515 van het Burgerlijk Wetboek)
Tenzij anders voorzien is in het samenwoningscontract, zijn de partners vrij om vermogen te verkrijgen gedurende hun samenwoning. Als de samenwoning wordt ontbonden, kan iedere partner verzoeken om de tijdens de periode van samenwoning gezamenlijk in eigendom verworven goederen te verdelen. Een goed dat als eigen vermogen beschouwd zou worden in geval van een huwelijk, wordt ook hier niet beschouwd als een gezamenlijk verworven goed.
Partners hebben vooreerst recht op een aandeel in een gezamenlijk verworven goed in natura, en dit in verhouding tot hun bijdrage daaraan. Werk verricht in het huishouden, voor de opvoeding van kinderen en ook voor het bedrijf van de andere partner wordt beschouwd als een bijdrage in de verkrijging daarvan. Als de verhouding van de bijdrage niet kan worden bepaald, dan wordt deze beschouwd als een gelijkwaardig aandeel, tenzij dit een onredelijk financieel verlies zou scheppen ten aanzien van één van de partners.
Tenzij anders voorgeschreven in het Burgerlijk Wetboek, zijn de bepalingen inzake de beperkte gemeenschap van goederen van overeenkomstige toepassing op de bescherming van het aandeel van een partner in het gemeenschappelijk verworven vermogen en op de verdeling van dat gemeenschappelijk verworven vermogen tussen de partners.
(Artikel 6:516 van het Burgerlijk Wetboek)
De partners mogen een overeenkomst sluiten over het verder gebruik van hun gezamenlijke woning volgend op de ontbinding van hun partnerschap, en dit vóór het aangaan van of tijdens het geregistreerd partnerschap. De overeenkomst wordt als geldig beschouwd, als deze in een notariële akte of een onderhandse akte medeondertekend door een advocaat is vastgelegd.
(Artikel 6:517 van het Burgerlijk Wetboek)
Vanaf 1 januari 2010 hebben zowel koppels van hetzelfde als van verschillend geslacht gelijkwaardig het recht om hun partnerschap te laten registreren bij een notaris. Deze registratie moet worden onderscheiden van hetgeen is beschreven in de eerste alinea. Dit betreft namelijk geen geregistreerde partnerschap in de normale betekenis van het woord, maar louter een eenvoudig partnerschap dat ingeschreven wordt opdat de begin- en einddatum van het partnerschap bepaald kan worden. Er worden dus geen nieuwe rechten of verplichtingen mee gecreëerd, maar het vereenvoudigt het aantonen van het bestaan van het partnerschap hetgeen nuttig kan zijn in geval van geschillen tussen de partners met betrekking tot hun vermogen. (art. 36/E-36/G van Wet XLV uit 2008 betreffende bepaalde niet-litigieuze notariële procedures).
Sinds 15 maart 2014 kunnen partners hun vermogensrechtelijke relaties vastleggen in een contract voor de duur van hun partnerschap. Het contract wordt als geldig beschouwd, wanneer deze vastgelegd is in een notariële akte of een onderhandse akte medeondertekend door een advocaat. Het samenwoningscontract kan alle bepalingen bevatten met betrekking tot eigendomsrechten, die ook van toepassing kunnen zijn op gehuwde stellen op basis van een huwelijkscontract/huwelijkse voorwaarden of overeenkomstig het Burgerlijk Wetboek.
Een samenwoningscontract is tegenwerpbaar aan derden, indien het contract geregistreerd is in het nationale register van samenwoningscontracten, of indien de partners kunnen bewijzen dat derden op de hoogte waren of behoorden te zijn van het bestaan van een dergelijk contract en de inhoud daarvan. De bepalingen met betrekking tot het register van huwelijkscontracten is van overeenkomstige toepassing op het register van samenwoningscontracten.
(Artikel 6:515 van het Burgerlijk Wetboek)
Tenzij anders voorzien is in het samenwoningscontract, zijn de partners vrij om vermogen te verkrijgen gedurende hun samenwoning. Als de samenwoning wordt ontbonden, kan iedere partner verzoeken om de tijdens de periode van samenwoning gezamenlijk in eigendom verworven goederen te verdelen. Een goed dat als eigen vermogen beschouwd zou worden in geval van een huwelijk, wordt ook hier niet beschouwd als een gezamenlijk verworven goed.
Partners hebben vooreerst recht op een aandeel in een gezamenlijk verworven goed in natura, en dit in verhouding tot hun bijdrage daaraan. Werk verricht in het huishouden, voor de opvoeding van kinderen en ook voor het bedrijf van de andere partner wordt beschouwd als een bijdrage in de verkrijging daarvan. Als de verhouding van de bijdrage niet kan worden bepaald, dan wordt deze beschouwd als een gelijkwaardig aandeel, tenzij dit een onredelijk financieel verlies zou scheppen ten aanzien van één van de partners.
Tenzij anders voorgeschreven in het Burgerlijk Wetboek, zijn de bepalingen inzake de beperkte gemeenschap van goederen van overeenkomstige toepassing op de bescherming van het aandeel van een partner in het gemeenschappelijk verworven vermogen en op de verdeling van dat gemeenschappelijk verworven vermogen tussen de partners.
(Artikel 6:516 van het Burgerlijk Wetboek)
De partners mogen een overeenkomst sluiten over het verder gebruik van hun gezamenlijke woning volgend op de ontbinding van hun partnerschap, en dit vóór het aangaan van of tijdens het geregistreerd partnerschap. De overeenkomst wordt als geldig beschouwd, als deze in een notariële akte of een onderhandse akte medeondertekend door een advocaat is vastgelegd.
(Artikel 6:517 van het Burgerlijk Wetboek)
Wanneer het gemeenschappelijk vermogen wordt verdeeld tijdens een echtscheidingsprocedure, dan is de Hongaarse rechter ook bevoegd voor de verdeling indien hij/zij bevoegd is voor de echtscheidingsprocedure. Bevoegdheid voor de echtscheidingsprocedure wordt bepaald overeenkomstig, afhankelijk van het geval, de nationaliteit of de verblijfplaats/gewone verblijfplaats van de echtgenoten. Indien er geen verband is met de echtscheidingsprocedure, dan is de Hongaarse rechter bevoegd in gevallen betreffende huwelijksvermogen evenals het vermogen van geregistreerde partners wanneer de verblijfplaats of de gewone verblijfplaats van een van beide echtgenoten of geregistreerde partners in Hongarije is gelegen. (art. 59, leden 2 en 3; 62/B, onder a); 62/D, lid 2 MBIP)