
Koppels in Luxemburg
Last updated on: 11.05.2022
De versie in de Engelse en nationale taal van deze pagina wordt onderhouden door het nationale contactpunt. Het vertalen en bijwerken in de overige talen wordt geleidelijk uitgevoerd. Daarom is het mogelijk dat eventuele recente updates niet beschikbaar zijn in uw taal. Raadpleeg voor de meest recente informatie het Engels of de nationale taal van het land waarover u informatie zoekt.
1.1. Welk recht is van toepassing op het vermogen van de echtgenoten? Welke criteria/regels worden gebruikt om het toepasselijke recht te bepalen? Welke internationale verdragen moeten worden gerespecteerd met betrekking tot bepaalde landen?
Tenzij de toekomstige echtgenoten anders kiezen, is het recht dat van toepassing is op hun huwelijksvermogensregime het nationale recht, indien zij dezelfde nationaliteit hebben. Indien ze niet dezelfde nationaliteit hebben, wordt het huwelijksvermogensregime beheerst door het interne recht van het land waarin beide echtgenoten hun eerste gewone verblijfplaats vestigen na het sluiten van het huwelijk (artikel 4 van het Verdrag van Den Haag van 14 maart 1978 inzake het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime en waarvan de bepalingen zijn getransponeerd in het recht van Luxemburg middels de Wet van 17 maart 1984).1.2. Hebben de echtgenoten de mogelijkheid het toepasselijke recht te kiezen? Zo ja, door welke beginselen wordt deze keuze dan bepaald (bijvoorbeeld voor welk recht kan gekozen worden, vormvereisten, retroactiviteit)?
Toekomstige echtgenoten kunnen, ook wanneer zij dezelfde nationaliteit hebben, een gereguleerde en beperkte keuze uitbrengenmet betrekking tot het recht dat van toepassing is op hun huwelijksvermogensregime. Ze hebben de keuze uit de volgende mogelijkheden: het recht van een land waarvan een van beide toekomstige echtgenoten de nationaliteit bezit op het moment van kiezen; het recht van het land waarin een van beide toekomstige echtgenoten zijn/haar gewone verblijfplaats heeft op het moment van kiezen; het recht van het eerste land waar een van beide echtgenoten een nieuwe gewone verblijfplaats vestigt na het sluiten van het huwelijk (artikelen 3 en 6 van het Verdrag van Den Haag).De keuze voor het toepasselijke recht wordt expliciet gedaan, in de vorm zoals voorgeschreven voor huwelijkse voorwaarden, of volgt noodzakelijkerwijs uit de bepalingen van de huwelijkse voorwaarden/het huwelijkscontract (artikelen 11 en 13 van het Verdrag van Den Haag). In artikel 1387 van het Burgerlijk wetboek (BW) wordt bepaald dat het gekozen recht niet in strijd mag zijn met de goede zeden of met de artikelen 1388 e.v. van het BW.
2.1. Beschrijf de algemene beginselen: Welke goederen maken deel uit van de gemeenschap van goederen? Welke goederen zijn onderdeel van het privé vermogen van de echtgenoten?
Het wettelijke huwelijksvermogensregime is dat van gemeenschap van goederen, ook wel beperkte gemeenschap genoemd (artikel 1400 BW). In dit regime wordt onderscheid gemaakt tussen de gemeenschap van goederen en het persoonlijke vermogen van elk van beide echtgenoten.De gemeenschap van goederen omvat de verwervingen, d.w.z. activa die voortvloeien uit de beroepsmatige inkomsten van de echtgenoten, de vruchten en het inkomen uit hun eigen persoonlijk vermogen en activa die door elk van beide echtgenoten voor een tegenprestatie worden verworven tijdens het huwelijk (artikel 1401 BW).
Persoonlijk vermogen omvat activa die een van beide echtgenoten reeds bezat op de dag van sluiten van het huwelijk, activa die door een van beide echtgenoten tijdens het huwelijk worden verworven als gevolg van een erfenis of een schenking (artikel 1405 BW) en activa van persoonlijke aard die tijdens het huwelijk worden verworven en die beschouwd worden als het persoonlijk vermogen van een van beide echtgenoten (artikel 1404 BW).
2.2. Zijn er wettelijke veronderstellingen met betrekking tot de toekenning van goederen?
Overeenkomstig artikel 1402 van het Burgerlijk wetboek worden alle goederen, roerend of onroerend, geacht gemeenschappelijk te zijn, tenzij wordt aangetoond dat in overeenstemming met een wettelijke bepaling het persoonlijk vermogen van een van beide echtgenoten is.In overeenstemming met artikel 1421-1, lid 4 van het Burgerlijk wetboek worden gemeenschappelijke goederen waarvan geen van beide echtgenoten kan aantonen dat deze persoonlijk zijn verkregen tijdens het huwelijk beschouwd als te zijn verworven door beide echtgenoten.
2.3. Moeten de echtgenoten een inventaris van de bezittingen opstellen? Zo ja, wanneer en hoe?
Er bestaan geen bepalingen betreffende het opstellen van een inventaris van activa. Om echter geschillen in de toekomst te voorkomen, is het aan te raden om een inventaris op te stellen ten overstaan van een notaris.2.4. Wie is verantwoordelijk voor het beheer van het vermogen? Wie mag goederen vervreemden? Mag één echtgenoot alleen de goederen vervreemden/beheren of is de toestemming van de andere echtgenoot nodig (bijvoorbeeld in geval van vervreemding van echtelijke woning)? Welk effect heeft de ontbrekende toestemming op de geldigheid van een overdracht en op de tegenwerpbaarheid daarvan aan een derde?
Elk van beide echtgenoten kan zijn of haar persoonlijke vermogen beheren, heeft het genot daaroveren kan deze vervreemden (artikel 1428 BW) met inachtneming van de beperking in artikel 215 van het Burgerlijk wetboek waarin wordt bepaald dat echtgenoten niet afzonderlijk mogen beschikken overrechten op de woning van het gezin of het meubilair dat daar bijhoort. Ledere echtgeno(o)t(e) beheert en beschikt vrij en individueel over het vermogen dat hij/zij op eigen initiatief heeft ingebracht in het gemeenschappelijke vermogen (artikel 1421 BW).Een echtgenoot mag goederen die door beide echtgenoten zijn verworven tijdens het huwelijk niet zonder toestemming van de andere echtgenoot vervreemden(artikel 1421-1 BW).
Indien een van beide echtgenoten alleen verdergaat met het beheer, het genot of de vervreemding van een roerend goed dat hij of zij als persoonlijk vermogen houdt, dan wordt hij/zij geacht, jegens derden die te goeder trouw handelen, de bevoegdheid te hebben om die transactie alleen uit te voeren. Deze bepaling is niet van toepassing op rechtshandelingen die om niet worden uitgevoerd. Deze bepaling is ook niet van toepassing op meubilair waarnaar wordt verwezen in artikel 215, lid 2 van het Burgerlijk wetboek of op tastbare roerende goederen waarvan de aard doet vermoeden dat ze het eigendom zijn van de andere echtgenoot als gevolg van de persoonlijke aard ervan (artikel 222 BW).
Elk van beide echtgenoten is verantwoordelijk voor fouten die worden begaan onder zijn of haar beheer (artikel 1421-1, lid 3 BW). Het wettelijk regime van burgerlijke aansprakelijkheid is van toepassing. In geval van fraude of misbruik van bevoegdheden kan er een verzoek worden gedaan om rechtshandeling die door een van beide echtgenoten is gedaan met betrekking tot een voorwerp uit de gemeenschap van goederen te vernietigen. Het verzoek tot vernietiging kan worden gedaan door de andere echtgenoot binnen twee jaar na de dag waarop hij of zij kennis kreeg van de rechtshandeling, maar nooit langer dan twee jaar na de ontbinding van de gemeenschap (artikel 1427 BW).
2.5. Is een overdracht verricht door de ene echtgenoot ook bindend voor de andere?
Elk van beide echtgenoten kan afzonderlijk overeenkomsten aangaan met betrekking tot de kosten van de huishouding of van het opvoeden van de kinderen. Echtgenoten zijn gezamenlijke en hoofdelijk aansprakelijk voor schulden die op deze manier zijn aangegaan. Gezamenlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid ontstaat niet in geval van uitgaven die duidelijk excessief zijn gelet op de levensstijl binnen het huishouden, het nut of de nutteloosheid van de transactie of gelet op de goede of kwade trouw van de contractsluitende derde partij. Zij ontstaat evenmin voor verplichtingen die voortvloeien uit koop op afbetaling indien deze niet is aangegaan met toestemming van beide echtgenoten (artikel 220 BW).2.6. Wie is aansprakelijk voor de schulden tijdens het huwelijk? Op welke goederen kunnen schuldeisers zich verhalen?
Elk van beide echtgenoten is aansprakelijk voor zijn of haar persoonlijke schulden (artikel 1410 BW).Bij persoonlijke schulden hebben crediteuren het recht om een vordering in te stellen op het persoonlijke vermogen van de echtgenoot die de schuld is aangegaan en op vermogen dat individueel door hem/haar is verworven tijdens het huwelijk (artikelen 1411 tot en met 1413 BW).
Bij schulden die afzonderlijk zijn aangegaan door slechts een van beide echtgenoten, kunnen crediteuren beslag leggen op de gehele gemeenschap van goederen en het persoonlijke vermogen van de echtgenoot die de schuld is aangegaan. In principe mogen ze geen beslag leggen op het persoonlijke vermogen van de echtgenoot die de schuld niet is aangegaan, tenzij een dergelijke schuld persoonlijk was aangegaan, gezamenlijk of hoofdelijk door beide echtgenoten, of wanneer de echtgenoot die de schuld is aangegaan dat deed in de hoedanigheid van garantsteller (artikelen 1412 tot en met 1414 BW).
3.1. Van welke bepalingen kunnen de echtgenoten afwijken door een contract te makenen en welke niet? Voor welk huwelijksvermogenstelsel kunnen zij kiezen?
De echtgenoten hoeven niet het wettelijke regime te kiezen, maar het staat hen vrij om huwelijkse voorwaarden/een huwelijkscontract op te stellen die zijn aangepast aan hun persoonlijke situatie.In het Burgerlijk wetboek kent drie hoofdregimes:
- regime van gemeenschap van goederen;
- regime van scheiding van goederen;
- regime van wettelijk deelgenootschap.
Alle contractuele regimes zijn gebaseerd op het beginsel dat het de echtgenoten vrij staat het huwelijksvermogensregime te kiezen dat zij willen. Deze keuzevrijheid kent echter enkele beperkingen, aangezien ze bepaalde uitgangspunten moet volgen.
De huwelijkse voorwaarden/het huwelijkscontract mogen/mag derhalve niet in strijd zijn met de goede zeden (artikel 1387 BW), mogen/mag niet afwijken van regelgeving met betrekking tot het ouderlijk gezag, wettelijk beheer over het vermogen van de kinderen en de voogdij (artikel 1388 BW) of mogen/mag niet voorzien in een overeenkomst of het afstanddoen van de wettelijke erfopvolging (artikel 1389 BW). De bepalingen in de artikelen 212 tot 226 van het Burgerlijk Wetboek moeten volledig in acht worden genomen, met uitzondering van de bepalingen betreffende de verschillende huwelijksvermogensregimes.
De regimes met betrekking tot de gemeenschap zijn opgenomen in artikel 1497 e.v. van het Burgerlijk Wetboek. De echtgenoten kunnen kiezen uit een aantal huwelijksvermogensregimes, waarvan de bekendste de algehele gemeenschap van goederen is, zoals opgenomen in artikel 1526 van het Burgerlijk Wetboek. In geval van algehele gemeenschap van goederen, vormt al het huidige en toekomstige vermogen, zowel roerende als onroerende goederen, de gemeenschap. De echtgenoten hebben derhalve geen persoonlijk vermogen, met als enige uitzondering activa die naar hun aard tot het vermogen behoren van een van beide echtgenoten. Alle schulden van de echtgenoten zijn gezamenlijk en beide echtgenoten zijn hier gezamenlijk en hoofdelijk voor aansprakelijk. Dit geldt ook voor schulden die door een van beide echtgenoten zijn aangegaan voorafgaand aan het huwelijk.
Het regime van scheiding van goederen is opgenomen in de artikelen 1536 tot en met 1541 van het Burgerlijk Wetboek. Onder dit regime hebben de echtgenoten in principe geen gemeenschappelijke goederen. Al het vermogen behoort aan de ene of de andere echtgenoot toe. Elk van beide echtgenoten behoudt het beheer, het genot en de vrije beschikking over zijn/haar persoonlijk vermogen en is aansprakelijk voor eventuele schulden die door hem/haar zijn aangegaan, zowel voorafgaand aan als tijdens het huwelijk (artikel 1536 BW). De enige uitzondering zijn schulden die door een van beide echtgenoten zijn aangegaan met betrekking tot de kosten van de huishouding of van het opvoeden van kinderen.
Het regime van wettelijk deelgenootschap wordt beheerst door de artikelen 1569 tot en met 1581 van het Burgerlijk Wetboek. Elk van beide echtgenoten behoudt het beheer, het genot en de vrije beschikking over zijn of haar persoonlijk vermogen. Dit regime werkt tijdens het huwelijk alsof de echtgenoten zijn getrouwd onder het regime van scheiding van goederen en bij de ontbinding ervan als het regime van gemeenschap van goederen (artikel 1569 BW).
3.2. Wat zijn de formele vereisten en met wie moet ik contact opnemen?
Alle huwelijkse voorwaarden/huwelijkscontracten moeten worden opgesteld ten overstaan van een notaris (artikel 1394 BW). Er dient daarom contact te worden opgenomen met een notaris om de huwelijkse voorwaarden/het huwelijkscontract te laten opstellen.3.3. Wanneer kan het contract worden gesloten en wanneer treedt het in werking?
Huwelijkse voorwaarden/het huwelijkscontract kunnen/kan zowel voorafgaand aan als tijdens het huwelijk worden opgesteld. Wanneer ze zijn/is opgesteld voorafgaand aan het huwelijk, dan kunnen/kan ze pas ingaan op de dag van het sluiten van het huwelijk (artikel 1395 BW). Indien ze tijdens het huwelijk worden/wordt opgesteld, treden/treddt ze tussen de partijen in werking op de datum van de notariële akte (artikel 1397, lid 2 BW).3.4. Kan een bestaand contract gewijzigd worden door de echtgenoten? Zo ja, onder welke voorwaarden?
Nadat het contractuele of wettelijke huwelijksvermogensregime twee jaar van kracht is geweest, kunnen de echtgenoten, middels een notariële akte en met inachtneming van enkele beperkingen, wijzigingen aanbrengen die zij passend achten of het gehele regime wijzigen (artikel 1397, lid 1 BW).3.5. Kan een huwelijkscontract terugwerkende kracht krijgen volgens de nationale wetgeving in uw land, wanneer echtgenoten dit contract tijdens het huwelijk sluiten?
Nee.4.1. Bestaan er één of meer huwelijksvermogensregisters in uw land? Waar?
In Luxemburg worden huwelijkse voorwaarden/huwelijkscontracten openbaar gemaakt door een afschrift van de huwelijkse voorwaarden/het huwelijkscontract op te nemen in het register van de burgerlijke stand bij het openbaar ministerie en door een aantekening te maken in dit register (artikelen 1018, 1026, 1126 e.v. van het Nieuwe Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (NWBR)).Er bestaat een specifiek regime voor huwelijkse voorwaarden/huwelijkscontracten waarin, in geval van overlijden, de toedeling van het gehele of een deel van het vermogen is opgenomen ten behoeve van de langstlevende of die afwijkt van de wettelijke verdeling van de gemeenschap. Die huwelijkse voorwaarden/huwelijkscotnracten worden geregistreerd bij het Departement van landregistratie en nalatenschappen van Luxemburg (Administration de l’Enregistrement et des Domaines).
Tot slot, indien een van beide echtgenoten een handelaar of ondernemer is, moet een uittreksel van de huwelijkse voorwaarden/het huwelijkscontract worden opgenomen in het Luxemburgse Register van Handel en Bedrijven (artikel 1020, lid 5 NWBR).
4.2. Welke documenten worden geregistreerd? Welke informatie wordt geregistreerd?
De volgende gegevens worden ook in de registers opgenomen: verzoeken om verdeling van de gemeenschap, notariële akten, rechterlijke beschikkingen over het huwelijksvermogensregime en in het bijzonder alle wijzigingen hiervan (onder voorbehoud van de toekomstige liquidatie van de eerder bestaande gemeenschap, indien van toepassing).4.3. Hoe en door wie kan de informatie in het register worden geraadpleegd?
Kopieën van de uittreksels zoals opgenomen in het register van de burgerlijke stand kunnen worden afgegeven aan eenieder die daarom verzoekt. Indien er een verwijderingsindicatie is toegevoegd aan het register, mogen kopieën van de uittreksels in dat register uitsluitend worden afgegeven na toestemming van de openbaar aanklager (artikel 1129 NWBR). Uittreksels van het Register van Handel en Bedrijven kunnen direct op de website worden geraadpleegd of online besteld (www.rcsl.lu).4.4. Wat zijn de juridische gevolgen van registratie (geldigheid, tegenstelbaarheid)?
De juridische gevolgen van registratie verschillen afhankelijk van of ze betrekking hebben op de partijen zelf of op derden . Tussen partijen treden wijzigingen in werking op de datum van de notariële akte. Jegens derden treedt de wijziging in werking drie maanden na de registratie in het register, tenzij de echtgenoten, bij het aangaan van een contract met een derde, deze derde informeren over de wijzigingen (artikel 1397, lid 2 BW). Een dergelijke wijziging is echter niet bindend voor crediteuren die hun rechten hebben verworven voorafgaand aan de wijziging (artikel 1397, lid 3 BW).4.5. Kan een in het buitenland gesloten huwelijkscontract naar buitenlands recht in uw land worden geregistreerd? Zo ja, onder welke voorwaarden of formaliteiten?
Ja. In dit geval zijn een "acte de dépôt" (akte van neerlegging) en een vertaling nodig.5.1. Hoe wordt het vermogen (goederen rechten) verdeeld?
De gemeenschap wordt ontbonden door echtscheiding (artikel 1441 BW). Bij de ontbinding krijgt elk van beide echtgenoten de beschikking over zijn of haar persoonlijk vermogen, indien dat nog in natura bestaat, of het vermogen dat hiervoor in de plaats kwam (artikel 1467 BW).Hierna wordt een vergoedingsafrekening opgesteld, waarin de vergoeding die de gemeenschap verschuldigd is aan elk van beide echtgenoten en wat de echtgenoten schuldig zijn aan de gemeenschap wordt berekend (artikel 1468 BW).
Hierna vindt de verdeling plaats (artikel 1475 e.v. BW). Indien geen minnelijke overeenstemming wordt bereikt, doet de rechter een uitspraak tussen de partijen.
5.2. Wie is aansprakelijk voor de bestaande schulden na echtscheiding/scheiding?
Wanneer een van beide echtgenoten persoonlijk een schuld aangaat, kan hij/zij worden aangesproken voor de gehele schuld. De andere echtgenoot kan slechts worden aangeklaagd voor de helft van de schuld, behalve in geval van gezamenlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid (artikelen 1482 en 1483 BW). Een echtgenoot mag niet worden aangesproken voor de persoonlijke schuld van de andere echtgenoot.5.3. Kan een echtgenoot aanspraak maken op een vergoeding jegens de ander?
Nee.Indien de overledene kinderen of afstammelingen daarvan achterlaat, heeft de langstlevende echtgenoot recht, tenzij anders is bepaald in het testament en naar zijn/haar keuze, of op het kleinste erfdeel dat is toegewezen aan een wettig kind, mits dat niet meer dan een kwart van de nalatenschap bedraagt, of op het vruchtgebruik van het onroerend goed dat door de echtgenoten gezamenlijk werd bewoond en het bijbehorende meubilair, mits de overledene het onroerend goed volledig in eigendom had of de eigendom deelde met de langstlevende echtgenoot (artikel 767-1 BW).
Indien de overledene geen kinderen of afstammelingen daarvan nalaat, heeft de langstlevende echtgenoot, tenzij anders is bepaald in het testament, recht op de gehele nalatenschap in volle eigendom (artikel 767-2 BW).
De samenstelling van de nalatenschap en zelfs het bestaan daarvan kan worden beïnvloed door het bestaan van huwelijkse voorwaarden/een huwelijkscontract.
Indien de overledene geen kinderen of afstammelingen daarvan nalaat, heeft de langstlevende echtgenoot, tenzij anders is bepaald in het testament, recht op de gehele nalatenschap in volle eigendom (artikel 767-2 BW).
De samenstelling van de nalatenschap en zelfs het bestaan daarvan kan worden beïnvloed door het bestaan van huwelijkse voorwaarden/een huwelijkscontract.
Nee.
Op 1 november 2004 trad de Wet van 9 juli 2004 (Mém. P. 2019 et seqq., Parl. Doc. nr. 4946) betreffende de wettelijke gevolgen van bepaalde partnerschappen in werking.
Partners die een partnerschapsverklaring hebben afgelegd, kunnen de vermogensrechtelijke gevolgen bepalen van het partnerschap middels een schriftelijke overeenkomst tussen hen. Deze overeenkomst kan te allen tijde worden aangegaan of gewijzigd. Een kennisgeving over de overeenkomst of de wijziging ervan wordt binnen drie werkdagen gestuurd naar het openbaar ministerie (artikel 6 van de Wet van 2004).
Bij afwezigheid van een overeenkomst, creëert een partnerschapsverklaring toch rechten en verplichtingen tussen de partners die, in veel opzichten, gelijk zijn aan die van echtgenoten. Voornoemde bepalingen zijn alleen van toepassing op partnerschappen die zijn aangegaan in overeenstemming met artikel 3 van deze Wet (artikel 1 Wet van 2004). Er zijn geen speciale bepalingen met betrekking tot het vermogensregime dat van toepassing is op niet geregistreerde en niet gehuwde partners.
De Wet van 2004 is recentelijk aangevuld met de Wet van 3 augustus 2010 (Mém. P. 2190, Parl. Doc. nr. 5904) en in artikel 4-1 daarvan worden partnerschappen erkend die in het buitenland zijn aangegaan, waardoor zij kunnen profiteren van dezelfde voordelen die worden gegund aan Luxemburgse partnerschappen.
Partners die een partnerschapsverklaring hebben afgelegd, kunnen de vermogensrechtelijke gevolgen bepalen van het partnerschap middels een schriftelijke overeenkomst tussen hen. Deze overeenkomst kan te allen tijde worden aangegaan of gewijzigd. Een kennisgeving over de overeenkomst of de wijziging ervan wordt binnen drie werkdagen gestuurd naar het openbaar ministerie (artikel 6 van de Wet van 2004).
Bij afwezigheid van een overeenkomst, creëert een partnerschapsverklaring toch rechten en verplichtingen tussen de partners die, in veel opzichten, gelijk zijn aan die van echtgenoten. Voornoemde bepalingen zijn alleen van toepassing op partnerschappen die zijn aangegaan in overeenstemming met artikel 3 van deze Wet (artikel 1 Wet van 2004). Er zijn geen speciale bepalingen met betrekking tot het vermogensregime dat van toepassing is op niet geregistreerde en niet gehuwde partners.
De Wet van 2004 is recentelijk aangevuld met de Wet van 3 augustus 2010 (Mém. P. 2190, Parl. Doc. nr. 5904) en in artikel 4-1 daarvan worden partnerschappen erkend die in het buitenland zijn aangegaan, waardoor zij kunnen profiteren van dezelfde voordelen die worden gegund aan Luxemburgse partnerschappen.
Het is algemeen geaccepteerd dat op internationaal niveau de bevoegde rechter wordt bepaald overeenkomstig dezelfde regelgeving die territoriale bevoegdheid toekent conform het nationale recht. Afhankelijk van de omstandigheden kunnen ook andere factoren een rol spelen, zoals de overdracht van bevoegdheid, de verblijfplaats (voornaamste vestigingsplaats), nationaliteit, ligging van het onroerend goed, enz.).
In het Groothertogdom Luxemburg wordt in de beschikking tot echtscheiding of de scheiding van tafel en bed over het algemeen ook de liquidatie en verdeling van de gemeenschap bevolen en wordt een notaris benoemd om dit af te handelen.
In principe is de bevoegdheid van de rechter wat betreft huwelijksvermogensregimes onafhankelijk van de ligging van het onroerend goed. Als gevolg hiervan kan de Luxemburgse rechter ook de verkoop bij veiling gelasten van in het buitenland gelegen onroerend goed.
Indien de benoemde notaris niet in staat is om partijen tot elkaar te brengen, neemt hij/zij de respectieve vorderingen van partijen op in een verslag en verwijst hen naar de rechter.
In het Groothertogdom Luxemburg wordt in de beschikking tot echtscheiding of de scheiding van tafel en bed over het algemeen ook de liquidatie en verdeling van de gemeenschap bevolen en wordt een notaris benoemd om dit af te handelen.
In principe is de bevoegdheid van de rechter wat betreft huwelijksvermogensregimes onafhankelijk van de ligging van het onroerend goed. Als gevolg hiervan kan de Luxemburgse rechter ook de verkoop bij veiling gelasten van in het buitenland gelegen onroerend goed.
Indien de benoemde notaris niet in staat is om partijen tot elkaar te brengen, neemt hij/zij de respectieve vorderingen van partijen op in een verslag en verwijst hen naar de rechter.